Wet raadgevend referendum: verschil tussen versies
(44: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30372/kst-30372-44) |
(8: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30372/kst-30372-8 (tot artikel 61 bijgewerkt!)) |
||
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | Zie ook [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30372/kst-30372-8 het oorspronkelijke voorstel] en [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30372/kst-30372-9 de toelichting] erbij destijds. Het onderstaande is een poging om van [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30372 alle amendementen sindsdien] één bijgewerkte versie te maken, in afwachting van de gepubliceerde wet. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN= | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 1. Begripsbepalingen''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 1== | ||
+ | |||
+ | In deze wet wordt verstaan onder: | ||
+ | a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; | ||
+ | b. referendum: raadgevend correctief referendum; | ||
+ | c. referendumcommissie: referendumcommissie, genoemd in artikel 89. | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 2. Het raadgevend correctief referendum''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 2== | ||
+ | |||
+ | In de in deze wet omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een inleidend verzoek van ten minste tienduizend kiesgerechtigden ten minste driehonderdduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens kenbaar hebben gemaakt. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 3== | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 2. VOORWERP VAN HET REFERENDUM= | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 4== | ||
+ | |||
+ | Een referendum kan worden gehouden over: | ||
+ | a. wetten; | ||
+ | b. stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 5== | ||
+ | |||
+ | Geen referendum kan worden gehouden over: | ||
+ | |||
+ | a. wetten inzake het koningschap; | ||
+ | |||
+ | b. wetten inzake het koninklijk huis; | ||
+ | |||
+ | c. wetten inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de Grondwet; | ||
+ | |||
+ | d. wetten tot verandering in de Grondwet en wetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen; | ||
+ | |||
+ | e. wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties; | ||
+ | |||
+ | f. rijkswetten, behoudens rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden; | ||
+ | |||
+ | g. wetten als bedoeld in de artikelen 11 en 12, tweede en derde lid, die uitsluitend strekken tot intrekking of tot regeling van de inwerkingtreding van een wet naar aanleiding van een daarover gehouden | ||
+ | referendum; | ||
+ | |||
+ | h. wetten als bedoeld in de artikelen 12, derde lid, en 16, derde lid, die uitsluitend strekken tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van een verdrag naar aanleiding van een over de goedkeuring van dat verdrag gehouden referendum; | ||
+ | |||
+ | i. wetten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, die uitsluitend strekken tot intrekking van de aan een verdrag verleende goedkeuring naar aanleiding van een daarover gehouden referendum. | ||
+ | |||
+ | j. socialezekerheidswetten; | ||
+ | |||
+ | k. belastingwetten als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. | ||
+ | |||
+ | De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 3. MEDEDELING EN INWERKINGTREDING VAN VOOR EEN REFERENDUM VATBARE WETTEN EN STILZWIJGENDE GOEDKEURING VAN VERDRAGEN= | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 1. Wetten''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 6== | ||
+ | |||
+ | 1. Onze Minister besluit in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat onverwijld nadat een wetsvoorstel is bekrachtigd, of, gelet op artikel 5, over de wet een referendum kan worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien Onze Minister tevens de enige minister is wie het aangaat, neemt Onze Minister het besluit in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie. | ||
+ | |||
+ | 3. Indien het een wet tot goedkeuring van een verdrag betreft, wordt het besluit genomen door Onze Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 7== | ||
+ | |||
+ | 1. Onze Minister doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet die niet strekt tot goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van: | ||
+ | |||
+ | a. de bekrachtiging; | ||
+ | |||
+ | b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet; | ||
+ | |||
+ | c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | 2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet tot goedkeuring van een verdrag mededeling in de Staatscourant van: | ||
+ | |||
+ | a. de bekrachtiging; | ||
+ | |||
+ | b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet en het verdrag; | ||
+ | |||
+ | c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 8== | ||
+ | |||
+ | 1. Een tijdstip van inwerkingtreding van een wet of onderdeel van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, wordt niet eerder gesteld dan acht weken na de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in artikel 7. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien bij of krachtens de wet een tijdstip van inwerkingtreding zodanig is vastgesteld dat dat tijdstip valt binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt de inwerkingtreding van rechtswege opgeschort tot de dag na het verstrijken van die termijn. | ||
+ | |||
+ | 3. Artikel 7 van de Bekendmakingswet blijft buiten toepassing. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 9== | ||
+ | |||
+ | Indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over een wet onherroepelijk is toegelaten, vervalt hetgeen in die wet omtrent de inwerkingtreding is geregeld van rechtswege. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 10== | ||
+ | |||
+ | Indien onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of dat een referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt de inwerkingtreding bij koninklijk besluit opnieuw geregeld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 11== | ||
+ | |||
+ | Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 12== | ||
+ | |||
+ | 1. Indien de inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kan onder verwijzing in die wet naar dit artikel de inwerkingtreding in afwijking van de artikelen 8 en 9 worden geregeld, onverminderd de mogelijkheid over de wet een referendum te houden. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien over een wet als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet. Onze Minister wie het aangaat licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake. | ||
+ | |||
+ | 3. Betreft het een wet tot goedkeuring van een verdrag, dan wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag, indien de binding aan het verdrag reeds is aangegaan. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering terzake. | ||
+ | |||
+ | 4. Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de intrekking van een wet overeenkomstig het tweede of derde lid dan wel de opzegging van een verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 13== | ||
+ | |||
+ | 1. De bekendmaking van een rijkswet tot goedkeuring van een verdrag dat binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, vindt niet plaats dan nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat over die rijkswet geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum over die rijkswet onherroepelijk is vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van rijkswet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking of bekendmaking van de rijkswet. | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 2. Stilzwijgende goedkeuring van verdragen''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 14== | ||
+ | |||
+ | 1. Onze Minister van Buitenlandse Zaken besluit in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat, onverwijld na de verlening van stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, of, gelet op de artikelen 4 en 5, over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | 2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de verlening van stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van: | ||
+ | |||
+ | a. de verlening van stilzwijgende goedkeuring; | ||
+ | |||
+ | b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van het verdrag; | ||
+ | |||
+ | c. zijn besluit of over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 15== | ||
+ | |||
+ | 1. De binding aan een stilzwijgend goedgekeurd verdrag dat binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, wordt niet aangegaan dan nadat onherroepelijk vaststaat dat over de stilzwijgende goedkeuring geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum onherroepelijk is vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de aan het verdrag verleende goedkeuring. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake. De binding aan het verdrag wordt niet aangegaan voordat vier weken zijn verstreken nadat Onze Minister van Buitenlandse Zaken de Staten-Generaal heeft ingelicht dat geen voorstel van wet als bedoeld in dit lid zal worden ingediend. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 16== | ||
+ | |||
+ | 1. Indien het aangaan van binding aan een stilzwijgend nog goed te keuren of goedgekeurd verdrag geen uitstel kan lijden, kan, onder verwijzing bij de overlegging ter stilzwijgende goedkeuring van het verdrag aan de Staten-Generaal naar dit artikel, de binding in afwijking van artikel 15, eerste lid, worden aangegaan, onverminderd de mogelijkheid over de stilzwijgende goedkeuring een referendum te houden. | ||
+ | |||
+ | 2. De binding aan een verdrag voordat daarover een referendum heeft kunnen plaatsvinden wordt aangegaan onder voorbehoud van mogelijke beëindiging voor het Koninkrijk bij een raadgevende uitspraak tot afwijzing. | ||
+ | |||
+ | 3. Indien over een stilzwijgende goedkeuring als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake. | ||
+ | |||
+ | 4. Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de opzegging van een verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 17== | ||
+ | |||
+ | Bepalingen in de volgende hoofdstukken van deze wet die betrekking hebben op een referendum over een wet, zijn tevens van toepassing op een referendum over de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 4. DE KIESGERECHTIGDHEID= | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 1. Vereisten voor kiesgerechtigdheid''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 18== | ||
+ | |||
+ | 1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. | ||
+ | |||
+ | 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 19== | ||
+ | |||
+ | Artikel B 6 van de Kieswet is van toepassing. | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 2. Registratie van kiesgerechtigdheid''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 20== | ||
+ | |||
+ | De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 21== | ||
+ | |||
+ | 1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen die op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend. | ||
+ | |||
+ | 2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3a van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe. | ||
+ | |||
+ | 3. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend. | ||
+ | |||
+ | 4. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beoordelen het verzoek naar de vermoedelijke toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming. | ||
+ | |||
+ | 5. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij dit hebben ontvangen, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 56. | ||
+ | |||
+ | 6. De artikelen D 3, derde tot met zesde en negende lid, en D 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 22== | ||
+ | |||
+ | De artikelen D 9 en D 10 van de Kieswet zijn van toepassing. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 5. KIESKRINGEN EN STEMBUREAUS= | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 23== | ||
+ | |||
+ | Voor het houden van referenda wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 24 vervalt.== | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 25== | ||
+ | |||
+ | 1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in. | ||
+ | |||
+ | 2. Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 26== | ||
+ | |||
+ | De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van een referendum. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 27== | ||
+ | |||
+ | De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een referendum. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 28== | ||
+ | |||
+ | Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 6. HET INLEIDEND VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM= | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 1. De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 29== | ||
+ | |||
+ | Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 30== | ||
+ | |||
+ | 1. Binnen vier weken na een mededeling als bedoeld in hoofdstuk 3 dat over een wet een referendum kan worden gehouden, kan iedere kiesgerechtigde een verzoek tot het houden van een referendum indienen. | ||
+ | |||
+ | 2. Voor de beoordeling of aan het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was. | ||
+ | |||
+ | 3. Het verzoek wordt ingediend door de verzoeker in persoon ter secretarie van de gemeente waar de verzoeker als kiesgerechtigde is geregistreerd. | ||
+ | |||
+ | 4. De verzoeker ondertekent het verzoek ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon en geeft deze daarbij blijk van zijn identiteit. | ||
+ | |||
+ | 5. Burgemeester en wethouders kunnen naast de secretarie andere plaatsen binnen de gemeente aanwijzen waar, ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon, verzoeken tot het houden van een referendum kunnen worden ingediend. | ||
+ | |||
+ | 6. Voor het indienen van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door burgemeester en wethouders ter beschikking wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model gesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 31== | ||
+ | |||
+ | 1. Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet indienen. | ||
+ | |||
+ | 2. Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 31a== | ||
+ | |||
+ | 1. De door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon tekent in tegenwoordigheid van de verzoeker op het formulier de datum aan waarop het verzoek is ingediend. | ||
+ | |||
+ | 2. Zo spoedig mogelijk wordt nagegaan of de verzoeker als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds een verzoek over dezelfde wet heeft ingediend. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 31b== | ||
+ | |||
+ | 1. De kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dient het verzoek tot het houden van een referendum in per brief. | ||
+ | |||
+ | 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het indienen van deze verzoeken en de controle daarvan, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 31c== | ||
+ | |||
+ | Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de indiening van verzoeken, de eisen waaraan een verzoek moet voldoen en de controle daarvan. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32== | ||
+ | |||
+ | 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat verzoeken tot het houden van een referendum in afwijking van artikel 30 op elektronische wijze kunnen worden ingediend. | ||
+ | |||
+ | 2. Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van indiening van verzoeken geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid. | ||
+ | |||
+ | 3. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze verzoeken worden ingediend en gecontroleerd. | ||
+ | |||
+ | 4. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32a== | ||
+ | |||
+ | 1. Er is in elke gemeente een plaatselijk stembureau. Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad treedt als zodanig op. | ||
+ | |||
+ | 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent de inrichting, samenstelling en werkwijze van het plaatselijk stembureau. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32b== | ||
+ | |||
+ | Onmiddellijk nadat de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30 is verstreken, worden de formulieren met de ingediende verzoeken overgebracht naar de voorzitter van het plaatselijk stembureau. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32c== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het plaatselijk stembureau stelt, indien er verzoeken zijn ingediend, uiterlijk op de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, vast: | ||
+ | |||
+ | a. het aantal geldige verzoeken, | ||
+ | |||
+ | b. het aantal ongeldige verzoeken | ||
+ | |||
+ | 2. Ongeldig zijn de verzoeken die: | ||
+ | |||
+ | a. zijn ingediend door personen die daartoe ingevolge artikel 30 niet gerechtigd zijn, | ||
+ | |||
+ | b. niet zijn ingediend ter secretarie van, of op een andere plaats als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, binnen de gemeente waar de verzoeker als kiesgerechtigde is geregistreerd; | ||
+ | |||
+ | c. zijn ingediend voordat de termijn, bedoeld in artikel 30, eerste lid, is aangevangen; | ||
+ | |||
+ | d. zijn ingediend nadat de termijn, bedoeld in artikel 30, eerste lid, is verlopen; | ||
+ | |||
+ | e. niet alle gegevens bevatten die krachtens artikel 30, zesde lid, op het formulier moeten worden ingevuld; | ||
+ | |||
+ | f. niet door de verzoeker zijn getekend; | ||
+ | |||
+ | g. afkomstig zijn van verzoekers die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32d== | ||
+ | |||
+ | Indien de voorzitter van het plaatselijk stembureau besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend. Een kopie van het formulier wordt aan de verzoeker gezonden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32e== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 32c en 32d, zijn beëindigd, worden de formulieren met de geldige verzoeken en de formulieren met de ongeldige verzoeken in aparte pakken gedaan en verzegeld. | ||
+ | |||
+ | 2. Op ieder pak wordt vermeld: | ||
+ | |||
+ | a. de naam van de gemeente | ||
+ | |||
+ | b. het aantal formulieren | ||
+ | |||
+ | c. of het geldige of ongeldige formulieren betreft; | ||
+ | |||
+ | d. een aanduiding van het referendum waarop de verzoeken betrekking hebben. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32f== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt. | ||
+ | |||
+ | 2. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd ter secretarie van de gemeente. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra onherroepelijk over de toelating van het inleidend verzoek is beslist. | ||
+ | |||
+ | 3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32g== | ||
+ | |||
+ | 1. De verzegelde pakken, bedoeld in artikel 32e, worden ter bewaring overgebracht naar de burgemeester. | ||
+ | |||
+ | 2. De burgemeester draagt er zorg voor dat de verzegelde pakken op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk naar deze worden overgebracht en dat de niet overgebrachte pakken | ||
+ | worden vernietigd, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld, dan wel nadat onherroepelijk afwijzend is beslist inzake het inleidend of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32h== | ||
+ | |||
+ | Het proces-verbaal wordt onverwijld naar de voorzitter van het centraal stembureau overgebracht. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32i== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het centraal stembureau onderzoekt de juistheid van de vaststelling van de aantallen geldige en ongeldige verzoeken door de voorzitters van de plaatselijke stembureaus en beslist over de geschillen die te dien aanzien rijzen. Hij neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus. | ||
+ | |||
+ | 2. Ten behoeve van het onderzoek kan de voorzitter van het centraal stembureau tot een hernieuwde beoordeling van verzoeken besluiten. De burgemeester die de desbetreffende formulieren onder zich heeft, doet deze op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld naar deze overbrengen. Na ontvangst van de formulieren gaat de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk tot de beoordeling van de verzoeken over. Hij is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus. Bij deze beoordeling zijn de artikelen 32c en 32d van overeenkomstige toepassing. | ||
+ | |||
+ | 3. Na de beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel 32e voorgeschreven wijze. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 32j== | ||
+ | |||
+ | De voorzitter van het centraal stembureau stelt vast: | ||
+ | |||
+ | a. het totale aantal geldige verzoeken, | ||
+ | |||
+ | b. het totale aantal ongeldige verzoeken. | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 2. De beoordeling van het inleidend verzoek''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 33== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het centraal stembureau besluit, indien er verzoeken zijn ingediend, binnen een week na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten. | ||
+ | |||
+ | 2. De voorzitter besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal geldig ingediende verzoeken minder bedraagt dan tienduizend. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 34 komt te vervallen.== | ||
+ | |||
==Artikel 35== | ==Artikel 35== | ||
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de controle van alle verzoeken die niet reeds op grond van artikel 34, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard. | Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de controle van alle verzoeken die niet reeds op grond van artikel 34, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 36, 37 komt te vervallen.== | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 38== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. | ||
+ | |||
+ | 2. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 39== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk bekend, door kennisgeving van het besluit in de Staatscourant. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd. | ||
+ | |||
+ | 2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 40== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakketten met formulieren die op grond van artikel 32i, tweede lid, naar hem zijn overgebracht. | ||
+ | |||
+ | 2. De voorzitter draagt zorg voor de vernietiging van de verzegelde pakketten en de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond of, indien strafvervolging is ingesteld op grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt. | ||
+ | |||
+ | 3. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pakket ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 7. HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM= | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 1. Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 41== | ||
+ | |||
+ | Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 42== | ||
+ | |||
+ | 1. Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek is toegelaten, dan wel van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingevolge artikel 95, tweede lid, dat een beroep tegen het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond wordt verklaard, kan iedere kiesgerechtigde een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen. | ||
+ | |||
+ | 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bevoegde termijn het geval was. | ||
+ | |||
+ | 3. Een verklaring tot ondersteuning wordt afgelegd door de kiesgerechtigde in persoon, naar zijn keuze ter secretarie van de gemeente waar hij als kiesgerechtigde is geregistreerd of op een andere plaats als bedoeld in het vijfde lid. | ||
+ | |||
+ | 4. De kiesgerechtigde ondertekent de verklaring ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon en geeft deze daarbij blijk van zijn identiteit. | ||
+ | |||
+ | 5. Burgemeester en wethouders wijzen naast de gemeentesecretarie zoveel andere plaatsen binnen de gemeente aan waar ondersteuningsverklaringen ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon kunnen worden afgelegd, als met het oog op een redelijk bereikbaarheid daarvan voor de kiezers wenselijk is. | ||
+ | |||
+ | 6. De burgemeester brengt zo spoedig mogelijk ter openbare kennis de termijn waarbinnen den plaatsen binnen de gemeente waar een ondersteunverklaring kan worden afgelegd. | ||
+ | |||
+ | 7. Voor het afleggen van een ondersteuningsverklaring wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door burgemeester en wethouders ter beschikking wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model gesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 43== | ||
+ | |||
+ | 1. Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring tot ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek afleggen. | ||
+ | |||
+ | 2. Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 43a== | ||
+ | |||
+ | De door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon tekent in tegenwoordigheid van de kiesgerechtigde op het formulier de datum aan waarop de ondersteuningsverklaring is afgelegd. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 43b== | ||
+ | |||
+ | Zo spoedig mogelijk wordt nagegaan of degene die een ondersteuningsverklaring heeft afgelegd, als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds een verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek heeft ingediend. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 43c== | ||
+ | |||
+ | 1. Een ondersteuningsverklaring kan ook per brief worden afgelegd. | ||
+ | |||
+ | 2. Een per brief af te leggen ondersteuningsverklaring dient binnen de in artikel 42, eerste lid, bedoelde termijn ter secretarie van de gemeente waar de kiesgerechtigde als zodanig is geregistreerd, te zijn ontvangen. Op verklaringen die buiten deze termijn binnenkomen, wordt de dag van ontvangst aangetekend. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 43d== | ||
+ | |||
+ | 1. De kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, legt de verklaring ter ondersteuning van een inleidend verzoek voor een referendum af per brief. | ||
+ | 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het afleggen van deze verklaringen en de controle daarvan, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 43e== | ||
+ | |||
+ | Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake het afleggen van ondersteuningsverklaringen, de eisen waaraan een ondersteuningsverklaring moet voldoen en de controle daarvan. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44== | ||
+ | |||
+ | 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ondersteuningsverklaringen in afwijking van artikel 42 op elektronische wijze kunnen worden afgelegd. | ||
+ | |||
+ | 2. Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van het afleggen van ondersteuningsverklaringen geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid. | ||
+ | |||
+ | 3. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze ondersteuningsverklaringen worden afgelegd en gecontroleerd. | ||
+ | |||
+ | 4. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44a== | ||
+ | |||
+ | Onmiddellijk nadat de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, is verstreken, worden de formulieren met de afgelegde ondersteuningsverklaringen overgebracht naar het plaatselijk stembureau als bedoeld in artikel 32a. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44b== | ||
+ | |||
+ | 1. Het plaatselijk stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, om tien uur een openbare zitting. | ||
+ | |||
+ | 2. Dag en uur van de zitting van het plaatselijk stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur. | ||
+ | |||
+ | 3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. | ||
+ | |||
+ | 4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44c== | ||
+ | |||
+ | 1. Op de zitting stelt het plaatselijk stembureau vast: | ||
+ | |||
+ | a. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen; | ||
+ | |||
+ | b. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen. | ||
+ | |||
+ | 2. Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die: | ||
+ | |||
+ | a. zijn afgelegd door personen die daartoe ingevolge artikel 42 niet gerechtigd zijn; | ||
+ | |||
+ | b. niet zijn afgelegd ter secretarie van, of op een andere plaats als bedoeld in artikel 42, vijfde lid, binnen de gemeente waar de betrokkene als kiesgerechtigde is geregistreerd; | ||
+ | |||
+ | c. zijn afgelegd voordat de termijn, bedoeld in artikel 42, is aangevangen; | ||
+ | |||
+ | d. zijn afgelegd nadat de termijn, bedoeld in artikel 42, is verstreken; | ||
+ | |||
+ | e. niet alle gegevens bevatten die krachtens artikel 42, zevende lid, op het formulier moeten worden ingevuld; | ||
+ | |||
+ | f. niet door degene die de verklaring heeft afgelegd, zijn ondertekend; | ||
+ | |||
+ | g. afkomstig zijn van kiesgerechtigden die meer dan één verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek hebben afgelegd. | ||
+ | |||
+ | 3. De voorzitter maakt de in het eerste lid bedoelde aantallen bekend aan de aanwezige kiesgerechtigden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44d== | ||
+ | |||
+ | 1. Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk bekend. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt het betreffende formulier getoond. | ||
+ | |||
+ | 3. Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend. Een kopie van het formulier wordt gezonden aan degene die de verklaring heeft afgelegd. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44e== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 44c, zijn beëindigd, worden de formulieren met de geldige ondersteuningsverklaringen en de formulieren met de ongeldige ondersteuningsverklaringen in aparte pakken gedaan en verzegeld. | ||
+ | |||
+ | 2. Op ieder pak wordt vermeld: | ||
+ | |||
+ | a. de naam van de gemeente; | ||
+ | |||
+ | b. het aantal formulieren; | ||
+ | |||
+ | c. of het geldige of ongeldige ondersteuningsverklaringen betreft; | ||
+ | |||
+ | d. een aanduiding van het referendum waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44f== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld. | ||
+ | |||
+ | 2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het plaatselijk stembureau ondertekend. | ||
+ | |||
+ | 3. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd ter secretarie van de gemeente. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra onherroepelijk over de toelating van het definitieve verzoek is beslist. | ||
+ | |||
+ | 4. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44g== | ||
+ | |||
+ | 1. De verzegelde pakken, bedoeld in artikel 44e, worden ter bewaring overgebracht naar de burgemeester. | ||
+ | |||
+ | 2. De burgemeester draagt er zorg voor dat de verzegelde pakken op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk naar het centraal stembureau worden overgebracht en dat de niet naar het centraal stembureau overgebrachte pakken worden vernietigd, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld, dan wel nadat onherroepelijk afwijzend is beslist inzake het definitieve verzoek tot het houden van een referendum. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44h== | ||
+ | |||
+ | Het proces-verbaal wordt onverwijld naar de voorzitter van het centraal stembureau overgebracht. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44i== | ||
+ | |||
+ | Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het plaatselijk stembureau inzake de telling en de controle van de ondersteuningsverklaringen. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44j== | ||
+ | |||
+ | 1. Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na de ontvangst van de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus om tien uur een openbare zitting. | ||
+ | |||
+ | 2. Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur. | ||
+ | |||
+ | 3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. | ||
+ | |||
+ | 4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44k== | ||
+ | |||
+ | 1. Het centraal stembureau onderzoekt de juistheid van de vaststelling van de aantallen geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen door de plaatselijke stembureaus en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus. | ||
+ | |||
+ | 2. Ten behoeve van het onderzoek kan het centraal stembureau tot een hernieuwde beoordeling van ondersteuningsverklaringen besluiten. De burgemeester die de desbetreffende formulieren onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de formulieren gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de beoordeling van de verklaringen over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus. Bij deze beoordeling zijn de artikelen 44c en 44d van overeenkomstige toepassing. | ||
+ | |||
+ | 3. Na de beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel 44e voorgeschreven wijze. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 44l== | ||
+ | |||
+ | 1. Het centraal stembureau stelt vast: | ||
+ | |||
+ | a. het totale aantal geldige ondersteuningsverklaringen; | ||
+ | |||
+ | b. het totale aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen. | ||
+ | |||
+ | 2. De voorzitter maakt deze aantallen bekend aan de aanwezige kiesgerechtigden. | ||
+ | |||
+ | '''Paragraaf 2. De beoordeling van het definitieve verzoek''' | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 45== | ||
+ | |||
+ | 2. Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal geldig afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan driehonderdduizend. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 46 komt te vervallen.== | ||
==Artikel 47== | ==Artikel 47== | ||
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de controle van alle verzoeken die niet reeds op grond van artikel 46, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard. | Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de controle van alle verzoeken die niet reeds op grond van artikel 46, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 48 vervalt.== | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 49== | ||
+ | |||
+ | 1. Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van twee weken, bedoeld in artikel 45, eerste lid, om tien uur een openbare zitting. | ||
+ | |||
+ | 2. Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur. | ||
+ | |||
+ | 3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. | ||
+ | |||
+ | 4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 50== | ||
+ | |||
+ | Op de zitting maakt de voorzitter van het centraal stembureau aan de aanwezige kiezers bekend: | ||
+ | |||
+ | a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen, | ||
+ | |||
+ | b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen; | ||
+ | |||
+ | c. het besluit, bedoeld in artikel 45, eerste lid. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 51 komt te vervallen.== | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 52== | ||
+ | |||
+ | Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 52a== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 50 en 51, eerste tot en met derde lid, zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld. | ||
+ | |||
+ | 2. Op het pak wordt vermeld: | ||
+ | |||
+ | a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen; | ||
+ | |||
+ | b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 46, tweede lid, is toegepast; | ||
+ | |||
+ | c. een aanduiding van de wet waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 53== | ||
+ | |||
+ | 1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. | ||
+ | |||
+ | 2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau ondertekend. | ||
+ | |||
+ | 3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 54== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar door mededeling van het besluit in de Staatscourant. | ||
+ | |||
+ | 2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 55== | ||
+ | |||
+ | 1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met formulieren die op grond van artikel 44k, tweede lid, naar het centraal stembureau zijn overgebracht. | ||
+ | |||
+ | 2. De voorzitter draagt zorg voor de vernietiging van de verzegelde pakketten en de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond of, indien strafvervolging is ingesteld op grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt. | ||
+ | |||
+ | 3. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pakket ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie. | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 8. DE STEMMING= | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 56== | ||
+ | |||
+ | 1. Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na overleg met Onze Minister, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant. | ||
+ | |||
+ | 2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit. | ||
+ | |||
+ | 3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 57== | ||
+ | |||
+ | 1. Indien binnen de in artikel 56, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op basis van deze wet, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen. | ||
+ | 2. Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 58== | ||
+ | |||
+ | 1. De tekst van een aan een referendum onderworpen wet is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos ter secretarie van elke gemeente verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis. | ||
+ | |||
+ | 2. De referendumcommissie verschaft informatie over een aan een referendum onderworpen wet. | ||
+ | |||
+ | 3. Bij een referendum over de goedkeuring van een verdrag geldt het in dit artikel bepaalde mede ten aanzien van de tekst van het verdrag. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 59== | ||
+ | |||
+ | 1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor of tegen de aan het referendum onderworpen wet is, met dien verstande dat de referendumcommissie vaststelt hoe de wet wordt aangeduid. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt. | ||
+ | |||
+ | 2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 60 vervalt.== | ||
+ | |||
+ | Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | a. In de aanhef wordt «J 1, tweede lid, J 3 tot en met J 8, J 10, tot en met J 19, J 22 tot en met J 32 en J 34 tot en met J 38» vervangen door: J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 22 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38. | ||
+ | b. In onderdeel a wordt «de artikelen J 3 en J 7» vervangen door: de artikelen J 5 en J 7. | ||
+ | c. Onderdeel e komt te luiden: | ||
+ | e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet. | ||
+ | |||
+ | Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In de aanhef wordt «J 22» vervangen door: J 21. | ||
+ | 2. Onderdeel b vervalt. | ||
+ | 3. De onderdelen c, d en e worden geletterd b, c en d. | ||
+ | |||
+ | Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | a. In het eerste lid wordt «in een stembureau naar keuze van de kiezer» vervangen door: in een andere gemeente met een kiezerspas. | ||
+ | b. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: | ||
+ | a. in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» buiten toepassing;. | ||
+ | |||
+ | Artikel 62, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In onderdeel b wordt «dag van kandidaatstelling» vervangen door: dag van de kandidaatstelling. | ||
+ | 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: | ||
+ | c. in artikel K 7 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21. | ||
+ | |||
+ | In artikel 63, tweede lid, onderdeel a, wordt «dag van kandidaatstelling» vervangen door: dag van de kandidaatstelling. | ||
+ | |||
+ | In de artikelen 64, tweede lid, onderdeel c, en 71, onderdelen a en c, vervalt telkens het woord «onherroepelijk». | ||
+ | |||
+ | Artikel 64, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: | ||
+ | a. In artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet. | ||
+ | |||
+ | Artikel 64, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. De onderdelen a, b, c, d en e worden geletterd b, c, d, e, en f. | ||
+ | 2. Voor onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: | ||
+ | a. In artikel M 3 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21. | ||
+ | 3. Aan onderdeel c (nieuw) wordt de volgende zinsnede toegevoegd: en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet. | ||
+ | 4. Onderdeel f (nieuw) vervalt. | ||
+ | |||
+ | Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. Het tweede lid komt te luiden: | ||
+ | 2. De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet. | ||
+ | 2. Het derde tot en met het vijfde lid vervallen. | ||
+ | 19. Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, vervalt het tweede lid (oud). | ||
+ | 2. In het tweede lid (nieuw) wordt «artikel N 9, derde en vierde lid,» vervangen door: artikel N 9, tweede, derde en vierde lid. | ||
+ | |||
+ | In artikel 67, tweede lid, onderdeel a, wordt «stemdistrict» vervangen door: stembureau. | ||
+ | |||
+ | Aan artikel 69 wordt, na vernummering van het tweede lid tot het derde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende: | ||
+ | 2. De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel 66 bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de briefstembureaus is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal op grond van artikel 21 geregistreerde kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland. | ||
+ | |||
+ | In de artikelen 64, tweede lid, onderdeel c, en 71, onderdelen a en c, vervalt telkens het woord «onherroepelijk». | ||
+ | |||
+ | In artikel 71, onderdeel a, wordt «de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld» vervangen door: de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt. | ||
+ | |||
+ | In artikel 71, onderdeel b, wordt «of op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door:, op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of op grond van de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES. | ||
+ | |||
+ | In artikel 78 wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van. | ||
+ | |||
+ | In artikel 79, tweede lid, en in artikel 80, eerste en tweede lid, wordt «stemdistricten» telkens vervangen door: stembureaus. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 89== | ||
+ | |||
+ | a. In het derde lid vervalt de zinsnede «bij koninklijk besluit». | ||
+ | b. In het vierde lid wordt «Een besluit op grond van het derde lid wordt niet eerder genomen» wordt vervangen door: Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het derde lid niet eerder. | ||
+ | c. Het zesde lid vervalt. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 89a== | ||
+ | |||
+ | Artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 90== | ||
+ | wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | a. Het derde lid vervalt. | ||
+ | b. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid. | ||
+ | |||
+ | ==De artikelen 92 en 93 vervallen.== | ||
+ | |||
+ | Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. De aanhef komt te luiden: Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82 en 83 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht: | ||
+ | 2. Onderdeel b komt te luiden: | ||
+ | b. Titel 8.3. is niet van toepassing. | ||
+ | 3. In onderdeel c wordt «artikel 8:41, tweede lid,» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid. | ||
+ | 4. In onderdeel d wordt «De Afdeling» vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. | ||
+ | |||
+ | In artikel 95, tweede en derde lid, wordt «De Afdeling» telkens vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. | ||
+ | |||
+ | In de artikelen 105, 106 en 107 wordt na «stembiljetten,» steeds ingevoegd: stempassen,. | ||
+ | |||
+ | Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In het eerste lid wordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES. | ||
+ | 2. In het tweede lid wordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht BES. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 111 vervalt.== | ||
+ | |||
+ | In artikel 112 wordt «oproepingskaart» vervangen door: stempas. | ||
+ | |||
+ | Na artikel 115 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, dat komt te luiden: | ||
+ | |||
+ | =HOOFDSTUK 13A HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA= | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115a== | ||
+ | |||
+ | Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115b== | ||
+ | |||
+ | In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115c== | ||
+ | |||
+ | 1. Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt, voor zover dit hoofdstuk niet andere bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in plaats van: | ||
+ | |||
+ | a. «gemeente»: openbaar lichaam; | ||
+ | |||
+ | b. «burgemeester»: gezaghebber; | ||
+ | |||
+ | c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege; | ||
+ | |||
+ | d. «de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»: het bestuurskantoor. | ||
+ | |||
+ | 2. Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115d== | ||
+ | |||
+ | 1. In afwijking van artikel 30, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen. | ||
+ | |||
+ | 2. De lijst, bedoeld in artikel 30, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten. | ||
+ | |||
+ | 3. Na het verstrijken van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er verzoeken zijn ingediend, vast: | ||
+ | |||
+ | a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken; | ||
+ | |||
+ | b. het aantal geldige verzoeken; | ||
+ | |||
+ | c. het aantal ongeldige verzoeken. | ||
+ | |||
+ | Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | 4. Onverminderd artikel 34, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de verzoeken die bij de gezaghebber zijn ingediend door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam. | ||
+ | |||
+ | 5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 34, tweede lid. | ||
+ | |||
+ | 6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met verzoeken in een pak. Artikel 37 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling. | ||
+ | |||
+ | 7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 30, zesde lid, 34, derde lid, onder a en onder b, artikel 36, en 40 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115e== | ||
+ | |||
+ | Onverminderd artikel 34, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn ingediend. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115f== | ||
+ | |||
+ | 1. In afwijking van artikel 42, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen. | ||
+ | |||
+ | 2. De lijst, bedoeld in artikel 42, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten. | ||
+ | |||
+ | 3. Na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, vast: | ||
+ | |||
+ | a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde ondersteuningsverklaringen; | ||
+ | |||
+ | b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen; | ||
+ | |||
+ | c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen. | ||
+ | |||
+ | Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld. | ||
+ | |||
+ | 4. Onverminderd artikel 46, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die bij de gezaghebber zijn afgelegd door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam. | ||
+ | |||
+ | 5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de ondersteuningsverklaringen langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, ter kennis worden gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 46, tweede lid. | ||
+ | |||
+ | 6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een pak. Artikel 52a is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling. | ||
+ | |||
+ | 7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 42, zesde lid, 46, derde lid, onder a en onder b, en 55 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115g== | ||
+ | |||
+ | Onverminderd artikel 46, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn afgelegd. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115h== | ||
+ | |||
+ | Geen beroep kan worden ingesteld tegen de vaststelling door de gezaghebber van de aantallen verzoeken en aantallen ondersteuningsverklaringen als bedoeld in de artikelen 115d, derde lid, en artikel 115e, derde lid. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 115i== | ||
+ | |||
+ | De artikelen Ya 3a, Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat: | ||
+ | |||
+ | a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen «artikel 70», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld; | ||
+ | |||
+ | b. in artikel Ya 12, eerste en tweede lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen: artikel 75; | ||
+ | |||
+ | c. in artikel Ya 12, vierde lid, in plaats van «artikel O 4, tweede lid» wordt gelezen: artikel 76, tweede lid; | ||
+ | |||
+ | d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing blijft. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 116== | ||
+ | |||
+ | Artikel Z 12, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing. | ||
+ | |||
+ | In artikel 118, tweede lid, wordt «de datum van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 89, derde lid» vervangen door: de inwerkingtreding van deze wet. | ||
+ | |||
+ | Na artikel 119 worden twee artikelen ingevoegd, die komen te luiden: | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 120== | ||
+ | |||
+ | De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | |||
+ | 1. Aan artikel 8:4, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: | ||
+ | c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden. | ||
+ | |||
+ | 2. In de bijlage 1: Regeling rechtstreeks beroep wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: | ||
+ | Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82 en 83. | ||
+ | |||
+ | 3. In de bijlage 2: Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, artikel 2, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: | ||
+ | Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82, 83 en 91, tweede lid,. | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 120 vervalt.== | ||
+ | |||
+ | ==Artikel 120a== | ||
+ | |||
+ | Indien het bij koninklijke boodschap van 22 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen aanpassing bestuursprocesrecht (33 268), tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd: | ||
+ | |||
+ | 1. In artikel 18, tweede lid, wordt «de drieënveertigste dag» vervangen door: de vierenveertigste dag. | ||
+ | |||
+ | 2. Artikel 21 komt te luiden: | ||
+ | |||
+ | Artikel 21 | ||
+ | |||
+ | 1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, eerste lid, van de Kieswet die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend. | ||
+ | 2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, eerste lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe. | ||
+ | 3. Artikel D 3, tweede lid, van de Kieswet is van toepassing. | ||
+ | 3. Na artikel 21 worden twee artikelen ingevoegd, luidende: | ||
+ | |||
+ | Artikel 21a | ||
+ | |||
+ | 1. Onze Minister registreert voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, van de Kieswet, indien zij daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend. | ||
+ | 2. Onze Minister zendt voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, tweede lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe. | ||
+ | 3. Artikel D 3a, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing. | ||
+ | Artikel 21b | ||
+ | |||
+ | 1. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend. | ||
+ | 2. Het verzoek wordt beoordeeld naar de vermoedelijke toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming. | ||
+ | 3. Op het verzoek wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst beslist, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 56. | ||
+ | 4. Artikel D 3b, vijfde en zesde lid, van de Kieswet is van toepassing. | ||
+ | 4. Artikel 22 komt te luiden: | ||
+ | |||
+ | Artikel 22 | ||
+ | |||
+ | De artikelen D 8 tot en met D 10 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid, respectievelijk artikel D 3a» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid, respectievelijk artikel 21a, eerste lid. | ||
+ | 5. Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende: | ||
+ | 4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat: | ||
+ | a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de desbetreffende verkiezing» wordt gelezen: voor het referendum; | ||
+ | b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige verkiezing» wordt gelezen: bij een vorig referendum of een vorige verkiezing; | ||
+ | c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. | ||
+ | 6. In artikel 61, onderdeel a, wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag. | ||
+ | 7. Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In het eerste lid vervalt «in een andere gemeente». | ||
+ | 2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: | ||
+ | b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid, en K 8, tweede lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming;. | ||
+ | 3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden: | ||
+ | c. in artikel K 7, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a. | ||
+ | 8. Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «L 7» vervangen door «L 7, tweede lid», wordt «L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid» vervangen door «en L 11, eerste lid» en wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag. | ||
+ | 2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: | ||
+ | b. in artikel L 9, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a. | ||
+ | 9. Artikel 64 komt te luiden: | ||
+ | Artikel 64 | ||
+ | |||
+ | 1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een kiezer die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd. | ||
+ | 2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen: | ||
+ | a. in artikel M 3, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a; | ||
+ | b. in artikel M 6, eerste lid, wordt in plaats van «artikel D 3» gelezen «artikel 21» en wordt in plaats van «artikel D 3a» gelezen: artikel 21a; | ||
+ | c. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet; | ||
+ | d. artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.; | ||
+ | e. in artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. | ||
+ | 10. Artikel 66 komt te luiden: | ||
+ | Artikel 66 | ||
+ | |||
+ | 1. Het stembureau stelt vast: | ||
+ | a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht; | ||
+ | b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht; | ||
+ | c. het aantal blanco stemmen; | ||
+ | d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen; | ||
+ | e. het aantal ongeldige stemmen. | ||
+ | 2. De artikelen N 6, derde lid, en N 7 tot en met N 8a van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat: | ||
+ | a. in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» gelezen wordt: voor en tegen de aan het referendum onderworpen wet; | ||
+ | b. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet. | ||
+ | 11. In artikel 69, eerste lid, wordt «de in artikel 66 bedoelde aantallen stemmen vast» vervangen door: de in artikel 66, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. | ||
+ | 12. Aan artikel 70 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld. | ||
+ | 13. Artikel 71 komt te luiden: | ||
+ | Artikel 71 | ||
+ | |||
+ | De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat: | ||
+ | a. in de aanhef van artikel N 12, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld; | ||
+ | b. in artikel N 12, derde lid, onderdeel b, in plaats van «een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt: een in deze wet strafbaar gestelde gedraging; | ||
+ | c. in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld» en in plaats van «de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen wordt: de afschriften, bedoeld in artikel 70. | ||
+ | 14. Artikel 72 vervalt. | ||
+ | 15. Artikel 74, eerste lid, komt te luiden: | ||
+ | 1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 66, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht, het aantal kiesgerechtigden en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. | ||
+ | 16. Artikel 76 komt te luiden: | ||
+ | Artikel 76 | ||
+ | |||
+ | 1. Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen. | ||
+ | 2. Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau over. | ||
+ | 3. Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 70 naar het centraal stembureau over. | ||
+ | 17. Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. | ||
+ | 2. In het eerste lid vervalt «de afschriften van» en wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van. | ||
+ | 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: | ||
+ | 2. Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het eerste en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling» wordt gelezen: de uitslag van het referendum. | ||
+ | 18. Aan artikel 81 worden, onder vervanging van de punt na onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende: | ||
+ | g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; | ||
+ | h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring. | ||
+ | 19. Artikel 86 komt te luiden: | ||
+ | Artikel 86 | ||
+ | |||
+ | Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen. | ||
+ | 20. Artikel 88 komt te luiden: | ||
+ | Artikel 88 | ||
+ | |||
+ | 1. Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij: | ||
+ | a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond; | ||
+ | b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. | ||
+ | 2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt. | ||
+ | 3. Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 85 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen. | ||
+ | 21. Artikel 115c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In onderdeel d wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, ««de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»» vervangen door: het gemeentehuis. | ||
+ | 2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: | ||
+ | e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht BES. | ||
+ | 22. Artikel 115i wordt als volgt gewijzigd: | ||
+ | 1. In de aanhef vervalt «Ya 3a,». | ||
+ | 2. Onder vernummering van de onderdelen c tot en met e tot b tot en met d, vervalt onderdeel b. | ||
+ | 3. In onderdeel b (nieuw) wordt «Ya 12, eerste en tweede lid» vervangen door: Ya 12, eerste lid. | ||
+ | 4. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden: | ||
+ | c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt gelezen: artikel 76, derde lid;. | ||
+ | |||
==Artikel 121== | ==Artikel 121== |
Huidige versie van 17 feb 2013 om 16:25
Zie ook het oorspronkelijke voorstel en de toelichting erbij destijds. Het onderstaande is een poging om van alle amendementen sindsdien één bijgewerkte versie te maken, in afwachting van de gepubliceerde wet.
Inhoud
- 1 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
- 2 HOOFDSTUK 2. VOORWERP VAN HET REFERENDUM
- 3 HOOFDSTUK 3. MEDEDELING EN INWERKINGTREDING VAN VOOR EEN REFERENDUM VATBARE WETTEN EN STILZWIJGENDE GOEDKEURING VAN VERDRAGEN
- 4 HOOFDSTUK 4. DE KIESGERECHTIGDHEID
- 5 HOOFDSTUK 5. KIESKRINGEN EN STEMBUREAUS
- 6 HOOFDSTUK 6. HET INLEIDEND VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
- 6.1 Artikel 29
- 6.2 Artikel 30
- 6.3 Artikel 31
- 6.4 Artikel 31a
- 6.5 Artikel 31b
- 6.6 Artikel 31c
- 6.7 Artikel 32
- 6.8 Artikel 32a
- 6.9 Artikel 32b
- 6.10 Artikel 32c
- 6.11 Artikel 32d
- 6.12 Artikel 32e
- 6.13 Artikel 32f
- 6.14 Artikel 32g
- 6.15 Artikel 32h
- 6.16 Artikel 32i
- 6.17 Artikel 32j
- 6.18 Artikel 33
- 6.19 Artikel 34 komt te vervallen.
- 6.20 Artikel 35
- 6.21 Artikel 36, 37 komt te vervallen.
- 6.22 Artikel 38
- 6.23 Artikel 39
- 6.24 Artikel 40
- 7 HOOFDSTUK 7. HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
- 7.1 Artikel 41
- 7.2 Artikel 42
- 7.3 Artikel 43
- 7.4 Artikel 43a
- 7.5 Artikel 43b
- 7.6 Artikel 43c
- 7.7 Artikel 43d
- 7.8 Artikel 43e
- 7.9 Artikel 44
- 7.10 Artikel 44a
- 7.11 Artikel 44b
- 7.12 Artikel 44c
- 7.13 Artikel 44d
- 7.14 Artikel 44e
- 7.15 Artikel 44f
- 7.16 Artikel 44g
- 7.17 Artikel 44h
- 7.18 Artikel 44i
- 7.19 Artikel 44j
- 7.20 Artikel 44k
- 7.21 Artikel 44l
- 7.22 Artikel 45
- 7.23 Artikel 46 komt te vervallen.
- 7.24 Artikel 47
- 7.25 Artikel 48 vervalt.
- 7.26 Artikel 49
- 7.27 Artikel 50
- 7.28 Artikel 51 komt te vervallen.
- 7.29 Artikel 52
- 7.30 Artikel 52a
- 7.31 Artikel 53
- 7.32 Artikel 54
- 7.33 Artikel 55
- 8 HOOFDSTUK 8. DE STEMMING
- 9 HOOFDSTUK 13A HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Paragraaf 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; b. referendum: raadgevend correctief referendum; c. referendumcommissie: referendumcommissie, genoemd in artikel 89.
Paragraaf 2. Het raadgevend correctief referendum
Artikel 2
In de in deze wet omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na een inleidend verzoek van ten minste tienduizend kiesgerechtigden ten minste driehonderdduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens kenbaar hebben gemaakt.
Artikel 3
HOOFDSTUK 2. VOORWERP VAN HET REFERENDUM
Artikel 4
Een referendum kan worden gehouden over: a. wetten; b. stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden.
Artikel 5
Geen referendum kan worden gehouden over:
a. wetten inzake het koningschap;
b. wetten inzake het koninklijk huis;
c. wetten inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de Grondwet;
d. wetten tot verandering in de Grondwet en wetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen;
e. wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
f. rijkswetten, behoudens rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden;
g. wetten als bedoeld in de artikelen 11 en 12, tweede en derde lid, die uitsluitend strekken tot intrekking of tot regeling van de inwerkingtreding van een wet naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;
h. wetten als bedoeld in de artikelen 12, derde lid, en 16, derde lid, die uitsluitend strekken tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van een verdrag naar aanleiding van een over de goedkeuring van dat verdrag gehouden referendum;
i. wetten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, die uitsluitend strekken tot intrekking van de aan een verdrag verleende goedkeuring naar aanleiding van een daarover gehouden referendum.
j. socialezekerheidswetten;
k. belastingwetten als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt.
HOOFDSTUK 3. MEDEDELING EN INWERKINGTREDING VAN VOOR EEN REFERENDUM VATBARE WETTEN EN STILZWIJGENDE GOEDKEURING VAN VERDRAGEN
Paragraaf 1. Wetten
Artikel 6
1. Onze Minister besluit in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat onverwijld nadat een wetsvoorstel is bekrachtigd, of, gelet op artikel 5, over de wet een referendum kan worden gehouden.
2. Indien Onze Minister tevens de enige minister is wie het aangaat, neemt Onze Minister het besluit in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
3. Indien het een wet tot goedkeuring van een verdrag betreft, wordt het besluit genomen door Onze Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat.
Artikel 7
1. Onze Minister doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet die niet strekt tot goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van:
a. de bekrachtiging;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet;
c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden.
2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet tot goedkeuring van een verdrag mededeling in de Staatscourant van:
a. de bekrachtiging;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet en het verdrag;
c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden.
Artikel 8
1. Een tijdstip van inwerkingtreding van een wet of onderdeel van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, wordt niet eerder gesteld dan acht weken na de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in artikel 7.
2. Indien bij of krachtens de wet een tijdstip van inwerkingtreding zodanig is vastgesteld dat dat tijdstip valt binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt de inwerkingtreding van rechtswege opgeschort tot de dag na het verstrijken van die termijn.
3. Artikel 7 van de Bekendmakingswet blijft buiten toepassing.
Artikel 9
Indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over een wet onherroepelijk is toegelaten, vervalt hetgeen in die wet omtrent de inwerkingtreding is geregeld van rechtswege.
Artikel 10
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of dat een referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt de inwerkingtreding bij koninklijk besluit opnieuw geregeld.
Artikel 11
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.
Artikel 12
1. Indien de inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden gehouden, geen uitstel kan lijden, kan onder verwijzing in die wet naar dit artikel de inwerkingtreding in afwijking van de artikelen 8 en 9 worden geregeld, onverminderd de mogelijkheid over de wet een referendum te houden.
2. Indien over een wet als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet. Onze Minister wie het aangaat licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake.
3. Betreft het een wet tot goedkeuring van een verdrag, dan wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag, indien de binding aan het verdrag reeds is aangegaan. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering terzake.
4. Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de intrekking van een wet overeenkomstig het tweede of derde lid dan wel de opzegging van een verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 13
1. De bekendmaking van een rijkswet tot goedkeuring van een verdrag dat binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, vindt niet plaats dan nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat over die rijkswet geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum over die rijkswet onherroepelijk is vastgesteld.
2. Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van rijkswet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking of bekendmaking van de rijkswet.
Paragraaf 2. Stilzwijgende goedkeuring van verdragen
Artikel 14
1. Onze Minister van Buitenlandse Zaken besluit in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister wie het aangaat, onverwijld na de verlening van stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, of, gelet op de artikelen 4 en 5, over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden.
2. Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de verlening van stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van:
a. de verlening van stilzwijgende goedkeuring;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van het verdrag;
c. zijn besluit of over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden.
Artikel 15
1. De binding aan een stilzwijgend goedgekeurd verdrag dat binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, wordt niet aangegaan dan nadat onherroepelijk vaststaat dat over de stilzwijgende goedkeuring geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum onherroepelijk is vastgesteld.
2. Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de aan het verdrag verleende goedkeuring. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake. De binding aan het verdrag wordt niet aangegaan voordat vier weken zijn verstreken nadat Onze Minister van Buitenlandse Zaken de Staten-Generaal heeft ingelicht dat geen voorstel van wet als bedoeld in dit lid zal worden ingediend.
Artikel 16
1. Indien het aangaan van binding aan een stilzwijgend nog goed te keuren of goedgekeurd verdrag geen uitstel kan lijden, kan, onder verwijzing bij de overlegging ter stilzwijgende goedkeuring van het verdrag aan de Staten-Generaal naar dit artikel, de binding in afwijking van artikel 15, eerste lid, worden aangegaan, onverminderd de mogelijkheid over de stilzwijgende goedkeuring een referendum te houden.
2. De binding aan een verdrag voordat daarover een referendum heeft kunnen plaatsvinden wordt aangegaan onder voorbehoud van mogelijke beëindiging voor het Koninkrijk bij een raadgevende uitspraak tot afwijzing.
3. Indien over een stilzwijgende goedkeuring als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag. Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake.
4. Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de opzegging van een verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 17
Bepalingen in de volgende hoofdstukken van deze wet die betrekking hebben op een referendum over een wet, zijn tevens van toepassing op een referendum over de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag.
HOOFDSTUK 4. DE KIESGERECHTIGDHEID
Paragraaf 1. Vereisten voor kiesgerechtigdheid
Artikel 18
1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.
Artikel 19
Artikel B 6 van de Kieswet is van toepassing.
Paragraaf 2. Registratie van kiesgerechtigdheid
Artikel 20
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor referenda.
Artikel 21
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen die op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.
2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3a van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe.
3. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.
4. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beoordelen het verzoek naar de vermoedelijke toestand op de drieënveertigste dag voor de dag van stemming.
5. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij dit hebben ontvangen, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 56.
6. De artikelen D 3, derde tot met zesde en negende lid, en D 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid.
Artikel 22
De artikelen D 9 en D 10 van de Kieswet zijn van toepassing.
HOOFDSTUK 5. KIESKRINGEN EN STEMBUREAUS
Artikel 23
Voor het houden van referenda wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
Artikel 24 vervalt.
Artikel 25
1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2. Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.
Artikel 26
De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van een referendum.
Artikel 27
De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een referendum.
Artikel 28
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
HOOFDSTUK 6. HET INLEIDEND VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
Paragraaf 1. De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum
Artikel 29
Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.
Artikel 30
1. Binnen vier weken na een mededeling als bedoeld in hoofdstuk 3 dat over een wet een referendum kan worden gehouden, kan iedere kiesgerechtigde een verzoek tot het houden van een referendum indienen.
2. Voor de beoordeling of aan het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval was.
3. Het verzoek wordt ingediend door de verzoeker in persoon ter secretarie van de gemeente waar de verzoeker als kiesgerechtigde is geregistreerd.
4. De verzoeker ondertekent het verzoek ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon en geeft deze daarbij blijk van zijn identiteit.
5. Burgemeester en wethouders kunnen naast de secretarie andere plaatsen binnen de gemeente aanwijzen waar, ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon, verzoeken tot het houden van een referendum kunnen worden ingediend.
6. Voor het indienen van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door burgemeester en wethouders ter beschikking wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model gesteld.
Artikel 31
1. Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet indienen.
2. Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.
Artikel 31a
1. De door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon tekent in tegenwoordigheid van de verzoeker op het formulier de datum aan waarop het verzoek is ingediend.
2. Zo spoedig mogelijk wordt nagegaan of de verzoeker als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds een verzoek over dezelfde wet heeft ingediend. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden.
Artikel 31b
1. De kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dient het verzoek tot het houden van een referendum in per brief.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het indienen van deze verzoeken en de controle daarvan, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 31c
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de indiening van verzoeken, de eisen waaraan een verzoek moet voldoen en de controle daarvan.
Artikel 32
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat verzoeken tot het houden van een referendum in afwijking van artikel 30 op elektronische wijze kunnen worden ingediend.
2. Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van indiening van verzoeken geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze verzoeken worden ingediend en gecontroleerd.
4. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 32a
1. Er is in elke gemeente een plaatselijk stembureau. Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad treedt als zodanig op.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent de inrichting, samenstelling en werkwijze van het plaatselijk stembureau.
Artikel 32b
Onmiddellijk nadat de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30 is verstreken, worden de formulieren met de ingediende verzoeken overgebracht naar de voorzitter van het plaatselijk stembureau.
Artikel 32c
1. De voorzitter van het plaatselijk stembureau stelt, indien er verzoeken zijn ingediend, uiterlijk op de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, vast:
a. het aantal geldige verzoeken,
b. het aantal ongeldige verzoeken
2. Ongeldig zijn de verzoeken die:
a. zijn ingediend door personen die daartoe ingevolge artikel 30 niet gerechtigd zijn,
b. niet zijn ingediend ter secretarie van, of op een andere plaats als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, binnen de gemeente waar de verzoeker als kiesgerechtigde is geregistreerd;
c. zijn ingediend voordat de termijn, bedoeld in artikel 30, eerste lid, is aangevangen;
d. zijn ingediend nadat de termijn, bedoeld in artikel 30, eerste lid, is verlopen;
e. niet alle gegevens bevatten die krachtens artikel 30, zesde lid, op het formulier moeten worden ingevuld;
f. niet door de verzoeker zijn getekend;
g. afkomstig zijn van verzoekers die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend.
Artikel 32d
Indien de voorzitter van het plaatselijk stembureau besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend. Een kopie van het formulier wordt aan de verzoeker gezonden.
Artikel 32e
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 32c en 32d, zijn beëindigd, worden de formulieren met de geldige verzoeken en de formulieren met de ongeldige verzoeken in aparte pakken gedaan en verzegeld.
2. Op ieder pak wordt vermeld:
a. de naam van de gemeente
b. het aantal formulieren
c. of het geldige of ongeldige formulieren betreft;
d. een aanduiding van het referendum waarop de verzoeken betrekking hebben.
Artikel 32f
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt.
2. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd ter secretarie van de gemeente. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra onherroepelijk over de toelating van het inleidend verzoek is beslist.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 32g
1. De verzegelde pakken, bedoeld in artikel 32e, worden ter bewaring overgebracht naar de burgemeester.
2. De burgemeester draagt er zorg voor dat de verzegelde pakken op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk naar deze worden overgebracht en dat de niet overgebrachte pakken worden vernietigd, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld, dan wel nadat onherroepelijk afwijzend is beslist inzake het inleidend of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum.
Artikel 32h
Het proces-verbaal wordt onverwijld naar de voorzitter van het centraal stembureau overgebracht.
Artikel 32i
1. De voorzitter van het centraal stembureau onderzoekt de juistheid van de vaststelling van de aantallen geldige en ongeldige verzoeken door de voorzitters van de plaatselijke stembureaus en beslist over de geschillen die te dien aanzien rijzen. Hij neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus.
2. Ten behoeve van het onderzoek kan de voorzitter van het centraal stembureau tot een hernieuwde beoordeling van verzoeken besluiten. De burgemeester die de desbetreffende formulieren onder zich heeft, doet deze op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld naar deze overbrengen. Na ontvangst van de formulieren gaat de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk tot de beoordeling van de verzoeken over. Hij is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus. Bij deze beoordeling zijn de artikelen 32c en 32d van overeenkomstige toepassing.
3. Na de beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel 32e voorgeschreven wijze.
Artikel 32j
De voorzitter van het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal geldige verzoeken,
b. het totale aantal ongeldige verzoeken.
Paragraaf 2. De beoordeling van het inleidend verzoek
Artikel 33
1. De voorzitter van het centraal stembureau besluit, indien er verzoeken zijn ingediend, binnen een week na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten.
2. De voorzitter besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal geldig ingediende verzoeken minder bedraagt dan tienduizend.
Artikel 34 komt te vervallen.
Artikel 35
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de controle van alle verzoeken die niet reeds op grond van artikel 34, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard.
Artikel 36, 37 komt te vervallen.
Artikel 38
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 39
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk bekend, door kennisgeving van het besluit in de Staatscourant. Een afschrift van het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.
2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
Artikel 40
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakketten met formulieren die op grond van artikel 32i, tweede lid, naar hem zijn overgebracht.
2. De voorzitter draagt zorg voor de vernietiging van de verzegelde pakketten en de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond of, indien strafvervolging is ingesteld op grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pakket ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
HOOFDSTUK 7. HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM
Paragraaf 1. Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek
Artikel 41
Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
Artikel 42
1. Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek is toegelaten, dan wel van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingevolge artikel 95, tweede lid, dat een beroep tegen het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond wordt verklaard, kan iedere kiesgerechtigde een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bevoegde termijn het geval was.
3. Een verklaring tot ondersteuning wordt afgelegd door de kiesgerechtigde in persoon, naar zijn keuze ter secretarie van de gemeente waar hij als kiesgerechtigde is geregistreerd of op een andere plaats als bedoeld in het vijfde lid.
4. De kiesgerechtigde ondertekent de verklaring ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon en geeft deze daarbij blijk van zijn identiteit.
5. Burgemeester en wethouders wijzen naast de gemeentesecretarie zoveel andere plaatsen binnen de gemeente aan waar ondersteuningsverklaringen ten overstaan van een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon kunnen worden afgelegd, als met het oog op een redelijk bereikbaarheid daarvan voor de kiezers wenselijk is.
6. De burgemeester brengt zo spoedig mogelijk ter openbare kennis de termijn waarbinnen den plaatsen binnen de gemeente waar een ondersteunverklaring kan worden afgelegd.
7. Voor het afleggen van een ondersteuningsverklaring wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door burgemeester en wethouders ter beschikking wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model gesteld.
Artikel 43
1. Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring tot ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek afleggen.
2. Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken.
Artikel 43a
De door de burgemeester aangewezen ambtenaar of andere persoon tekent in tegenwoordigheid van de kiesgerechtigde op het formulier de datum aan waarop de ondersteuningsverklaring is afgelegd.
Artikel 43b
Zo spoedig mogelijk wordt nagegaan of degene die een ondersteuningsverklaring heeft afgelegd, als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds een verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek heeft ingediend. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden.
Artikel 43c
1. Een ondersteuningsverklaring kan ook per brief worden afgelegd.
2. Een per brief af te leggen ondersteuningsverklaring dient binnen de in artikel 42, eerste lid, bedoelde termijn ter secretarie van de gemeente waar de kiesgerechtigde als zodanig is geregistreerd, te zijn ontvangen. Op verklaringen die buiten deze termijn binnenkomen, wordt de dag van ontvangst aangetekend.
Artikel 43d
1. De kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, legt de verklaring ter ondersteuning van een inleidend verzoek voor een referendum af per brief. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het afleggen van deze verklaringen en de controle daarvan, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 43e
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake het afleggen van ondersteuningsverklaringen, de eisen waaraan een ondersteuningsverklaring moet voldoen en de controle daarvan.
Artikel 44
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ondersteuningsverklaringen in afwijking van artikel 42 op elektronische wijze kunnen worden afgelegd.
2. Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van het afleggen van ondersteuningsverklaringen geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3. Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze ondersteuningsverklaringen worden afgelegd en gecontroleerd.
4. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 44a
Onmiddellijk nadat de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, is verstreken, worden de formulieren met de afgelegde ondersteuningsverklaringen overgebracht naar het plaatselijk stembureau als bedoeld in artikel 32a.
Artikel 44b
1. Het plaatselijk stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, om tien uur een openbare zitting.
2. Dag en uur van de zitting van het plaatselijk stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Artikel 44c
1. Op de zitting stelt het plaatselijk stembureau vast:
a. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
2. Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:
a. zijn afgelegd door personen die daartoe ingevolge artikel 42 niet gerechtigd zijn;
b. niet zijn afgelegd ter secretarie van, of op een andere plaats als bedoeld in artikel 42, vijfde lid, binnen de gemeente waar de betrokkene als kiesgerechtigde is geregistreerd;
c. zijn afgelegd voordat de termijn, bedoeld in artikel 42, is aangevangen;
d. zijn afgelegd nadat de termijn, bedoeld in artikel 42, is verstreken;
e. niet alle gegevens bevatten die krachtens artikel 42, zevende lid, op het formulier moeten worden ingevuld;
f. niet door degene die de verklaring heeft afgelegd, zijn ondertekend;
g. afkomstig zijn van kiesgerechtigden die meer dan één verklaring ter ondersteuning van hetzelfde inleidend verzoek hebben afgelegd.
3. De voorzitter maakt de in het eerste lid bedoelde aantallen bekend aan de aanwezige kiesgerechtigden.
Artikel 44d
1. Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing daaromtrent, onmiddellijk bekend.
2. Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt het betreffende formulier getoond.
3. Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met opgave van redenen op het formulier aangetekend. Een kopie van het formulier wordt gezonden aan degene die de verklaring heeft afgelegd.
Artikel 44e
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 44c, zijn beëindigd, worden de formulieren met de geldige ondersteuningsverklaringen en de formulieren met de ongeldige ondersteuningsverklaringen in aparte pakken gedaan en verzegeld.
2. Op ieder pak wordt vermeld:
a. de naam van de gemeente;
b. het aantal formulieren;
c. of het geldige of ongeldige ondersteuningsverklaringen betreft;
d. een aanduiding van het referendum waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.
Artikel 44f
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het plaatselijk stembureau ondertekend.
3. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd ter secretarie van de gemeente. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra onherroepelijk over de toelating van het definitieve verzoek is beslist.
4. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 44g
1. De verzegelde pakken, bedoeld in artikel 44e, worden ter bewaring overgebracht naar de burgemeester.
2. De burgemeester draagt er zorg voor dat de verzegelde pakken op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk naar het centraal stembureau worden overgebracht en dat de niet naar het centraal stembureau overgebrachte pakken worden vernietigd, nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld, dan wel nadat onherroepelijk afwijzend is beslist inzake het definitieve verzoek tot het houden van een referendum.
Artikel 44h
Het proces-verbaal wordt onverwijld naar de voorzitter van het centraal stembureau overgebracht.
Artikel 44i
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het plaatselijk stembureau inzake de telling en de controle van de ondersteuningsverklaringen.
Artikel 44j
1. Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na de ontvangst van de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus om tien uur een openbare zitting.
2. Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Artikel 44k
1. Het centraal stembureau onderzoekt de juistheid van de vaststelling van de aantallen geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen door de plaatselijke stembureaus en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus.
2. Ten behoeve van het onderzoek kan het centraal stembureau tot een hernieuwde beoordeling van ondersteuningsverklaringen besluiten. De burgemeester die de desbetreffende formulieren onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de formulieren gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de beoordeling van de verklaringen over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus. Bij deze beoordeling zijn de artikelen 44c en 44d van overeenkomstige toepassing.
3. Na de beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel 44e voorgeschreven wijze.
Artikel 44l
1. Het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
b. het totale aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
2. De voorzitter maakt deze aantallen bekend aan de aanwezige kiesgerechtigden.
Paragraaf 2. De beoordeling van het definitieve verzoek
Artikel 45
2. Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal geldig afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan driehonderdduizend.
Artikel 46 komt te vervallen.
Artikel 47
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de controle van alle verzoeken die niet reeds op grond van artikel 46, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard.
Artikel 48 vervalt.
Artikel 49
1. Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van twee weken, bedoeld in artikel 45, eerste lid, om tien uur een openbare zitting.
2. Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
4. Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Artikel 50
Op de zitting maakt de voorzitter van het centraal stembureau aan de aanwezige kiezers bekend:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen;
c. het besluit, bedoeld in artikel 45, eerste lid.
Artikel 51 komt te vervallen.
Artikel 52
Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.
Artikel 52a
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 50 en 51, eerste tot en met derde lid, zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2. Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 46, tweede lid, is toegepast;
c. een aanduiding van de wet waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking hebben.
Artikel 53
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt.
2. Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau ondertekend.
3. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 54
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar door mededeling van het besluit in de Staatscourant.
2. De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
Artikel 55
1. De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met formulieren die op grond van artikel 44k, tweede lid, naar het centraal stembureau zijn overgebracht.
2. De voorzitter draagt zorg voor de vernietiging van de verzegelde pakketten en de processen-verbaal van de plaatselijke stembureaus, nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden, of nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond of, indien strafvervolging is ingesteld op grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3. De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden bevoegd het verzegelde pakket ten dienst van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van justitie.
HOOFDSTUK 8. DE STEMMING
Artikel 56
1. Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de referendumcommissie, na overleg met Onze Minister, de dag van de stemming vast. De bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant.
2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit.
3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld.
Artikel 57
1. Indien binnen de in artikel 56, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op basis van deze wet, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen. 2. Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 58
1. De tekst van een aan een referendum onderworpen wet is gedurende vier weken voorafgaande aan de stemming kosteloos ter secretarie van elke gemeente verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.
2. De referendumcommissie verschaft informatie over een aan een referendum onderworpen wet.
3. Bij een referendum over de goedkeuring van een verdrag geldt het in dit artikel bepaalde mede ten aanzien van de tekst van het verdrag.
Artikel 59
1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de vraag vermeld of de kiezer voor of tegen de aan het referendum onderworpen wet is, met dien verstande dat de referendumcommissie vaststelt hoe de wet wordt aangeduid. Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
Artikel 60 vervalt.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef wordt «J 1, tweede lid, J 3 tot en met J 8, J 10, tot en met J 19, J 22 tot en met J 32 en J 34 tot en met J 38» vervangen door: J 1, tweede tot en met vijfde lid, J 4 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 22 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38. b. In onderdeel a wordt «de artikelen J 3 en J 7» vervangen door: de artikelen J 5 en J 7. c. Onderdeel e komt te luiden: e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef wordt «J 22» vervangen door: J 21. 2. Onderdeel b vervalt. 3. De onderdelen c, d en e worden geletterd b, c en d.
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd: a. In het eerste lid wordt «in een stembureau naar keuze van de kiezer» vervangen door: in een andere gemeente met een kiezerspas. b. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: a. in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» buiten toepassing;.
Artikel 62, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel b wordt «dag van kandidaatstelling» vervangen door: dag van de kandidaatstelling. 2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: c. in artikel K 7 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21.
In artikel 63, tweede lid, onderdeel a, wordt «dag van kandidaatstelling» vervangen door: dag van de kandidaatstelling.
In de artikelen 64, tweede lid, onderdeel c, en 71, onderdelen a en c, vervalt telkens het woord «onherroepelijk».
Artikel 64, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: a. In artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet.
Artikel 64, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. De onderdelen a, b, c, d en e worden geletterd b, c, d, e, en f. 2. Voor onderdeel b (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: a. In artikel M 3 wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21. 3. Aan onderdeel c (nieuw) wordt de volgende zinsnede toegevoegd: en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet. 4. Onderdeel f (nieuw) vervalt.
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid komt te luiden: 2. De artikelen N 7 en N 8 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet. 2. Het derde tot en met het vijfde lid vervallen. 19. Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, vervalt het tweede lid (oud). 2. In het tweede lid (nieuw) wordt «artikel N 9, derde en vierde lid,» vervangen door: artikel N 9, tweede, derde en vierde lid.
In artikel 67, tweede lid, onderdeel a, wordt «stemdistrict» vervangen door: stembureau.
Aan artikel 69 wordt, na vernummering van het tweede lid tot het derde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende: 2. De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel 66 bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de briefstembureaus is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal op grond van artikel 21 geregistreerde kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland.
In de artikelen 64, tweede lid, onderdeel c, en 71, onderdelen a en c, vervalt telkens het woord «onherroepelijk».
In artikel 71, onderdeel a, wordt «de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld» vervangen door: de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt.
In artikel 71, onderdeel b, wordt «of op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door:, op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of op grond van de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES.
In artikel 78 wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van.
In artikel 79, tweede lid, en in artikel 80, eerste en tweede lid, wordt «stemdistricten» telkens vervangen door: stembureaus.
Artikel 89
a. In het derde lid vervalt de zinsnede «bij koninklijk besluit». b. In het vierde lid wordt «Een besluit op grond van het derde lid wordt niet eerder genomen» wordt vervangen door: Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het derde lid niet eerder. c. Het zesde lid vervalt.
Artikel 89a
Artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing.
Artikel 90
wordt als volgt gewijzigd:
a. Het derde lid vervalt. b. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
De artikelen 92 en 93 vervallen.
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd: 1. De aanhef komt te luiden: Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82 en 83 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht: 2. Onderdeel b komt te luiden: b. Titel 8.3. is niet van toepassing. 3. In onderdeel c wordt «artikel 8:41, tweede lid,» vervangen door: artikel 8:41, vijfde lid. 4. In onderdeel d wordt «De Afdeling» vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In artikel 95, tweede en derde lid, wordt «De Afdeling» telkens vervangen door: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In de artikelen 105, 106 en 107 wordt na «stembiljetten,» steeds ingevoegd: stempassen,.
Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES. 2. In het tweede lid wordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht BES.
Artikel 111 vervalt.
In artikel 112 wordt «oproepingskaart» vervangen door: stempas.
Na artikel 115 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, dat komt te luiden:
HOOFDSTUK 13A HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 115a
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 115b
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Artikel 115c
1. Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt, voor zover dit hoofdstuk niet andere bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in plaats van:
a. «gemeente»: openbaar lichaam;
b. «burgemeester»: gezaghebber;
c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege;
d. «de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»: het bestuurskantoor.
2. Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet.
Artikel 115d
1. In afwijking van artikel 30, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 30, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er verzoeken zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige verzoeken;
c. het aantal ongeldige verzoeken.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 34, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de verzoeken die bij de gezaghebber zijn ingediend door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 30, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 34, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met verzoeken in een pak. Artikel 37 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 30, zesde lid, 34, derde lid, onder a en onder b, artikel 36, en 40 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Artikel 115e
Onverminderd artikel 34, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn ingediend.
Artikel 115f
1. In afwijking van artikel 42, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2. De lijst, bedoeld in artikel 42, derde en vierde lid, wordt kosteloos beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3. Na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4. Onverminderd artikel 46, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die bij de gezaghebber zijn afgelegd door personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde aantallen ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de ondersteuningsverklaringen langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 42, ter kennis worden gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau betrekt de opgave en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 46, tweede lid.
6. Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een pak. Artikel 52a is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de Afdeling.
7. Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 42, zesde lid, 46, derde lid, onder a en onder b, en 55 voor «voorzitter van het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Artikel 115g
Onverminderd artikel 46, derde lid, zijn tevens ongeldig de ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal stembureau zijn afgelegd.
Artikel 115h
Geen beroep kan worden ingesteld tegen de vaststelling door de gezaghebber van de aantallen verzoeken en aantallen ondersteuningsverklaringen als bedoeld in de artikelen 115d, derde lid, en artikel 115e, derde lid.
Artikel 115i
De artikelen Ya 3a, Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen «artikel 70», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
b. in artikel Ya 12, eerste en tweede lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen: artikel 75;
c. in artikel Ya 12, vierde lid, in plaats van «artikel O 4, tweede lid» wordt gelezen: artikel 76, tweede lid;
d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing blijft.
Artikel 116
Artikel Z 12, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing.
In artikel 118, tweede lid, wordt «de datum van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 89, derde lid» vervangen door: de inwerkingtreding van deze wet.
Na artikel 119 worden twee artikelen ingevoegd, die komen te luiden:
Artikel 120
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 8:4, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende: c. bij een referendum op grond van de Wet raadgevend referendum inzake het verloop van de stemming en de stemopneming, van het stembureau, het hoofdstembureau en de burgemeester inzake de vaststelling van de uitkomsten van de stemming bij een referendum en van de referendumcommissie tot vaststelling van de datum waarop een referendum wordt gehouden.
2. In de bijlage 1: Regeling rechtstreeks beroep wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82 en 83.
3. In de bijlage 2: Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, artikel 2, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: Wet raadgevend referendum: de artikelen 6, 14, 33, eerste lid, 45, eerste lid, 81, 82, 83 en 91, tweede lid,.
Artikel 120 vervalt.
Artikel 120a
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 mei 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen aanpassing bestuursprocesrecht (33 268), tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. In artikel 18, tweede lid, wordt «de drieënveertigste dag» vervangen door: de vierenveertigste dag.
2. Artikel 21 komt te luiden:
Artikel 21
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage registreren voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, eerste lid, van de Kieswet die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend. 2. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage zenden voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, eerste lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe. 3. Artikel D 3, tweede lid, van de Kieswet is van toepassing. 3. Na artikel 21 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 21a
1. Onze Minister registreert voor elk referendum de kiesgerechtigdheid van personen, bedoeld in artikel B 1, tweede lid, van de Kieswet, indien zij daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend. 2. Onze Minister zendt voor elk referendum aan de personen die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel D 3c, tweede lid, van de Kieswet, een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid toe. 3. Artikel D 3a, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing. Artikel 21b
1. Het verzoek kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is geworden en dient uiterlijk zes weken voor de dag van de stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend. 2. Het verzoek wordt beoordeeld naar de vermoedelijke toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming. 3. Op het verzoek wordt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst beslist, maar niet voor de dagtekening van het besluit, bedoeld in artikel 56. 4. Artikel D 3b, vijfde en zesde lid, van de Kieswet is van toepassing. 4. Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
De artikelen D 8 tot en met D 10 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 8 in plaats van «artikel D 3, eerste lid, respectievelijk artikel D 3a» wordt gelezen: artikel 21, eerste lid, respectievelijk artikel 21a, eerste lid. 5. Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat: a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de desbetreffende verkiezing» wordt gelezen: voor het referendum; b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige verkiezing» wordt gelezen: bij een vorig referendum of een vorige verkiezing; c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. 6. In artikel 61, onderdeel a, wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag. 7. Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt «in een andere gemeente». 2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid, en K 8, tweede lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming;. 3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden: c. in artikel K 7, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a. 8. Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «L 7» vervangen door «L 7, tweede lid», wordt «L 11, eerste lid, en L 14, eerste lid» vervangen door «en L 11, eerste lid» en wordt «drieënveertigste dag» vervangen door: vierenveertigste dag. 2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: b. in artikel L 9, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a. 9. Artikel 64 komt te luiden: Artikel 64
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een kiezer die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd. 2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen: a. in artikel M 3, eerste lid, wordt in plaats van «het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a» gelezen: het registratieverzoek, bedoeld in artikel 21 of artikel 21a; b. in artikel M 6, eerste lid, wordt in plaats van «artikel D 3» gelezen «artikel 21» en wordt in plaats van «artikel D 3a» gelezen: artikel 21a; c. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze» gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet; d. artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.; e. in artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. 10. Artikel 66 komt te luiden: Artikel 66
1. Het stembureau stelt vast: a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht; b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht; c. het aantal blanco stemmen; d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen; e. het aantal ongeldige stemmen. 2. De artikelen N 6, derde lid, en N 7 tot en met N 8a van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat: a. in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» gelezen wordt: voor en tegen de aan het referendum onderworpen wet; b. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet. 11. In artikel 69, eerste lid, wordt «de in artikel 66 bedoelde aantallen stemmen vast» vervangen door: de in artikel 66, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. 12. Aan artikel 70 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld. 13. Artikel 71 komt te luiden: Artikel 71
De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat: a. in de aanhef van artikel N 12, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld; b. in artikel N 12, derde lid, onderdeel b, in plaats van «een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt: een in deze wet strafbaar gestelde gedraging; c. in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld» en in plaats van «de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen wordt: de afschriften, bedoeld in artikel 70. 14. Artikel 72 vervalt. 15. Artikel 74, eerste lid, komt te luiden: 1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 66, eerste lid, bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht, het aantal kiesgerechtigden en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het hoofdstembureau een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. 16. Artikel 76 komt te luiden: Artikel 76
1. Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen. 2. Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau over. 3. Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 70 naar het centraal stembureau over. 17. Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. In het eerste lid vervalt «de afschriften van» en wordt «de werkzaamheden ter vaststelling van» vervangen door: het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van. 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het eerste en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling» wordt gelezen: de uitslag van het referendum. 18. Aan artikel 81 worden, onder vervanging van de punt na onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende: g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring. 19. Artikel 86 komt te luiden: Artikel 86
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen. 20. Artikel 88 komt te luiden: Artikel 88
1. Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij: a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond; b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. 2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt. 3. Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 85 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen. 21. Artikel 115c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel d wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, ««de secretarie van de gemeente» of «de secretarie van elke gemeente»» vervangen door: het gemeentehuis. 2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht BES. 22. Artikel 115i wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef vervalt «Ya 3a,». 2. Onder vernummering van de onderdelen c tot en met e tot b tot en met d, vervalt onderdeel b. 3. In onderdeel b (nieuw) wordt «Ya 12, eerste en tweede lid» vervangen door: Ya 12, eerste lid. 4. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden: c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt gelezen: artikel 76, derde lid;.
Artikel 121
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en vervalt met ingang van 1 januari 2019.
2. Ten aanzien van wetten waarvoor op het tijdstip van het vervallen van deze wet de termijn voor het indienen van een inleidend verzoek tot het houden van een referendum is ingegaan, blijft het bepaalde in deze wet ook na dat tijdstip van kracht.